Hoe je te verhouden tot een maatschappij, tot een beschaving, die gedomineerd wordt door ambities en het voortdurend streven naar erkenning in een tijdperk waarin nationalisme en klimaatonrust de dagelijkse thema’s zijn.
Tim Fransen schrijft in zijn essay dat de mens als medemaker van de beschaving zichzelf als feilbaar moet beschouwen. Hij pleit voor zelfrelativering als basis van cultuur. Kwetsbaarheid is zijn grondtoon en hij zet daar een ‘humaniserende’ humor tegenover. Doel is “dat de lach en de wijsheid een verbond zijn aangegaan”(p.146). We moeten het leven als een tragikomedie bezien is zijn motto en hij illustreert dat met sociaal-filosofische inzichten en een stuk of wat films. Daarbij gaan nogal wat open deuren heen en weer.
Tijdens een recente lezing gaf Tinkebell een aantal pregnante voorbeelden van hoe actief om te gaan met maatschappelijke pijnpunten in de hedendaagse maatschappij. Zij engageerde zich kritisch met zowel het Pegida-fenomeen en het agenderen van het kinderpardon als met de beweging van Forum voor Democratie. Daarbij de vinger leggend op het strakke organisatie niveau ter politieke rechterzijde en de genuanceerde verdeeldheid ter linkerzijde. Haar conclusie is dat kunst een inspirerende functie kan vervullen in de cultuur, juist omdat het op onverwachte wijze zaken kan blootleggen.
Waar Tim Fransen aanstuurt op een soort verzoening met het zelfbewuste sociale welzijn, opteert Tinkebell voor meer confronterende kunst. Waar Tim generiek de kunst richting ‘vooral ernstig’ wegschuift en daar humor als ‘vergevingsgezind’ tegenover stelt, daar pleit Tinkebell juist voor meer kunst die mensen aan het denken zet.
De optiek van Fransen is op zich sympathiek, bevordert compassie. Hij ziet de vrije ruimte die humor kan creëren, maar pakt niet door. Tinkebell doet dat wel en ziet het ‘wereldreddende’ potentieel dat kunst heeft vooral in het kennisdragende aspect ervan; dat een tegenwicht stimuleert ten aanzien van dagelijkse onrust.
Dat de verzoenende rol van humor ‘tot op heden onderbelicht is geweest’ zoals Fransen meent (pag.142), lijkt bovendien een misvatting. Een flink deel van de romantische literatuur doet namelijk vooral dat: accomoderen. Daarnaast is er al sinds de 19e eeuw een flink debat ontstaan betreffende het verschil tussen subjectieve, oppervlakkige humor en de objectieve, episthemische variant. De kunst- en cultuurtheorie heeft vervolgens in dit spoor vanaf midden 20e eeuw nieuw licht geworpen op de relatie visuele kunst en humor. Best mogelijk dat die verschillende aanpak tussen tekst en beeld eigen is aan een specifiek traditioneel-disciplinaire opvatting: de literaire, conforme, mythologie naast de subversieve, ironische abstractie van de beeldende kunst.
Tim Fransen, Het leven als tragikomedie, essay voor de Maand van de Filosofie 2019.
Tinkebell, Clash, keynote speech, Grand Theater, Groningen, 7 april 2019.