De DeFKa publicatie – Universalisme als Praktijk (2019) – belicht diverse visies en beeldende ervaringen die te maken hebben met het begrip Universalisme. Onder meer wordt in dit boek door Isabelle Duval een ‘nieuw modernisme’ bepleit (p.75) en Desta Matla schaart zich als chroniqueur achter Alexander Kluge’ s ‘Gegenöffentlichkeit’ (p.42). Deze thematiek kom ik nu in een andere optiek tegen bij Slavoj Žižek.
In zijn recente artikel in De Witte Raaf – Van Identiteit naar Universaliteit – begint hij met de problematiek rond globalisering oftewel “de globale ruimte” versus de individuele levenswijze. Hij definieert universaliteit als per definitie antigonistisch en immanent aanwezig in elke levenswijze en daarmee ook een mondiaal verschijnsel. Hierbij neemt hij stelling tegen een cultuurrelativistische visie die vooral diversiteit voorstaat, maar die tegelijkertijd wel haar eigen persoonlijk opvatting als universeel geldig aanbiedt. Hiermee sluit hij aan bij Étienne Balibar die ook meent dat zelfs anti-universalisme ook als universalistisch beschouwd kan worden, vanwege het absoluteren van het eigen gelijk. Dit universalisme dat bovendien bij realisering de mogelijkheid van radicale intolerantie in zich draagt. Deze controverse tussen overtuigingen betreffende algemeengeldigheid kunnen we ook daarom antigonistisch noemen, elkaar reëel tegengestelde strevingen.
De vraag die Žižek mijns inziens oproept is of er niet tegelijkertijd een soort dialectiek aan het werk is, namelijk dat bijvoorbeeld in het geval van emancipatiebewegingen het universele idee van gelijkwaardigheid zich tegen zichzelf keert door alleen de eigen emancipatie te benadrukken ten koste van andere zijns- en zienswijzen. Ook ten koste van een algemene, verondersteld gedeelde, bevestiging van waarheid, van waardigheid, van culturele presentie, van mensheid. Aan de andere kant kritiseert hij de arrogantie van het laissezfaire pluriformisme aangezien dit de daar aanwezige onderdrukkende elementen negeert. Hij sluit af met de opmerking dat je veel kunt zeggen van “de westerse erfenis”, maar dat zij ook gezorgd heeft voor een idioom van zelfkritiek. Daarbij haalt hij voorbeelden aan van een “radicalere moderniteit” en citeert Susan Buck-Morss: “Het afwezig zijn van iemands identificatie met het collectief maakt ondergrondse solidariteiten mogelijk die een kans hebben een beroep te doen op het universele, morele sentiment, de bron vandaag van enthousiasme en hoop”. Dat biedt een vergezicht naar een synthese die we in deze samenvatting aan de transversaal actieve verbeelding overlaten.
GW
https://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/4657
Slavoj Žižek, Als een dief op klaarlichte dag, 2019 (Like a thief in broad daylight: Power in the era of post-human capitalism, 2018)