Last en Lust

In 2012 organiseerde DeFKa samen met LAPS-Rietveld Academie een debat onder de titel Investigations 2. Onder meer sprak daar Jonas Staal over zijn engagement in relatie tot PHD-artistic research. Het ging over het maken van kunst dat zeker niet weggezet kan worden als alleen maar ‘een kritische theorie’. Datzelfde jaar publiceerde Gijs van Oenen een artikel over Habermas in DWR 155 waarin hij de mogelijkheid van een ‘metaverhaal’ behandeld door het relativerend postmodernisme van Lyotard af te zetten tegen het open discussieformat van Habermas. Een jaar eerder publiceerde Gijs van Oenen ook al in DWR (152) een artikel over ‘cultureel activisme’ waarin hij reeds de termen “interactieve metaalmoeheid” en “geslaagde emancipatie” hanteert. Termen die hij in breder verband weer in zijn recente lezing (2019) gebruikt om duidelijk te maken dat onze democratische ontwikkeling en verworvenheden een continue proces inhoudt maar tegelijkertijd ook een soort beslag, een culturele ‘belasting’, legt op onze maatschappelijke aanwezigheid. Hetgeen leidt tot zijn vraag naar hoe dynamisch, veelzeggend en vooral hoe kwalitatief effectief is democratie nog als interactief systeem naast onze dagelijkse leefwereld. Van Oenen constateert dat de hoeveelheid aan- en inspraken van ‘tegenpublieken’ alleen maar toeneemt, vaak ook gestimuleerd door een faciliterende overheid. Zelf vraagt hij zich af of de verplichting tot interactie misschien eerder dwangmatig is dan positief participerend en bespreekt zogezegd de optie naar een meer vertrouwenwekkende relatie van persoonlijke leefwereld met de maatschappij: het democratisch systeem. Hierbij zouden we dan ook kunnen accepteren dat technologische ontwikkelingen als algoritmische datamining eerder kennisverrijkend zijn, meer keuzes offreren, dan vrijheid- en cultuurbeperkend.

De historische kern van zijn betoog verknoopt de democratisering met de (vermoedelijke, genaderde) voltooiing van emancipatie. Institutioneel vooral sinds de 18e eeuw vooruit geholpen door informele openbare bijeenkomsten naar het voorbeeld van culturele locaties: theater, koffiehuizen, kunstkritieken. Filosofisch gezien concentreert Van Oenen zich op het vrije, niet-hiërarchische, gesprek en het dialectische discours zonder daarbij een definitieve begrenzing van normen en waarden aan te geven. Doe je dat wel, ligt het (risico) voor de hand dat je alleen het eigen gelijk beoogt te bereiken. Het is voor hem blijkbaar dé taak van de filosoof om altijd de keerzijde van de geschiedenis te kunnen objectiveren. Daarin is hij in zijn publicaties aantoonbaar consequent. Wat betreft het cultureel activisme schrijft hij bijvoorbeeld in 2011 dat “Mij zou het dus liever zijn als de kunst ons een middel tegen de emancipatiedrang zou kunnen leveren, bijvoorbeeld met werken waarin overidentificatie uitdrukking geeft aan ‘overemancipatie’.”

In een later stuk waarvoor het werk van Jonas Staal de directe aanleiding is, behandeld hij eveneens het systeemkritische functioneren van de geëngageerde kunstenaar. Wat is ‘de vrije rol’ van de hedendaagse kunstenaar nog, hoe bezien we het communicatieve handelen van de kunstenaar in het licht van zijn geëmancipeerde functioneren, binnen én buiten bestaande politieke systemen? Van Oenen is tamelijk behoedzaam in zijn conclusie: “De kunstenaar als ‘cultureel werker’: een educator, agitator en organisator die het symbolische universum van de niet-erkende staat ten tonele voert [enacts and performs].  Dat lijkt me de eigenlijke rol van Staal. Politiek ‘radicaal’ is die rol niet, want ze wordt vooral binnen de kaders van kunstinstellingen vertolkt en kunst kan in principe een waaier aan politieke doelen dienen. Maar zij is wel principieel dienstbaar aan de strijd van de statelozen, en dat is naar mijn idee de enige rol die Staal werkelijk ambieert.” Concreet ging het hier om Staals’ beeldende inzet voor Rojava, Syrië. Het is niet moeilijk om te moeten vaststellen dat dat experiment ter plaatse door internationale ontwrichting nu onder vuur ligt. De fatale tegenstelling tussen het artistiek opereren binnen ‘de kaders’ en daarbuiten is in hun dialectische wisselwerking, ook in dit geval inherent aan en een direct gevolg van, kunst als symbolische orde.

Noot: Gijs van Oenen, lezing 22 november 2019, Metaforum Assen; Gijs van Oenen, Overspannen democratie, 2018; DWR: De Witte Raaf, nrs. 152, 155, 176; Investigations 2, DeFKa/LAPS-Rietveld, 2012; Documentatie: Collectie DeFKa Research.

 

 

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s