-Onze activiteiten jongstleden April, zoals presentatie magazine SC nr.1 over Montage en lezing Coen Simons op 8 april evenals Metaforumlezing Hans Schnitzler op 3/4 zijn verplaatst naar een later datum, mogelijk november, vanwege het bekende virus en de publieke verordeningen dientengevolge.
-Over ‘Waarheid’, oospronkelijk het thema in de maand van de filosofie 2020 en verplaatst naar juni 2020, liggen er diverse uitgesproken kunsttheoretische visies op tafel.
De waarheid van de kunst is volgens Jan Aler: de levenservaring van het volledig menszijn. Kunst biedt daarvoor een andersoortige kennis aan, verschillend van wetenschap en daarom ook als cultuurkritiek op technologische maatschappij wenselijk. Het bereik van de kunst is echter nooit meer dan een middel, het reikt slechts een schets aan van een Zijnsbesef.
Aler zet stevig in op deze waarheid van de kunst en geeft, evenals Heidegger, vooral de poëzie als stichtend, lichtend, voorbeeld. De vrije en schetsmatige ruimte die eigen is aan poëzie kan de waarheid van de kunst als meespelend Zijnsperspectief, behoeden voor een terreur van onvrije, vernietigende, volledige dogmatiek.
Henk Slager stelde, onder de titel De Waarheid van de Kunst, een uitgave samen in 1996 van Aler’s artikelen en schreef het voorwoord. De titel van dit boek is overgenomen van Aler’s afscheidsrede in 1986. Slager was assistent van Aler en als zijn esthetisch erfgenaam bezorgde hij het archief-Aler (UvA). In 2008 hield hij in DeFKa de 4e Sandberglezing waarbij hij ook de nadruk legde op het andere, geëngageerde, episthème dat kunst naast wetenschap vertegenwoordigt. De stap naar ‘artistic research’ en ‘critical studies’ zweefde toen boven het academisch institutioneel onderwijs. Kunst als ervaringskennis-compagnon van een logisch-rationeel discours is inmiddels redelijk geaccepteerd.
Een groot voorstander van trouw aan waarheidsclaimen is Alain Badiou. In zijn Tweede Manifest (2010) spreekt hij zich ferm uit over het belang van het herstel van een gedeeld constructief concept van waarheid als een op feitelijke ervaringen gestoelde overtuiging. Deze zou dan vooral op de gebieden kunst, wetenschap en politiek dominant functioneren. Een kanttekening zou kunnen zijn dat hij enerzijds het logisch-positivistisch schema aanhoudt, maar anderzijds, gezien de waarheids-uitbreiding naar niet-wetenschappelijke gebieden, ook speelt met de toepassing van een ‘dubbele waarheid’. Dubbel in de betekenis van aantoonbaar/falsificeerbaar én geloofwaardig/goedgelovig.
Het concept van een ‘dubbele waarheid’ is historiografisch religieus te benoemen. Namelijk terug te voeren op Averroës’ 12e eeuwse verhandeling ‘Over harmonie tussen filosofie en religie’. Hiermee een duidelijke, verplichtende, opening biedend aan esthetiek en natuurkundig onderzoek in de geest van Aristoteles naast en vanuit theologie en volkstraditie. De huidige dominantie van scientistische ontwikkelingen is immers relatief laat ontstaan gezien de religieuze dominantie van voorheen, tot circa halverwege de 20e eeuw.
Simon Blackburn streeft in zijn ‘Filosofie vd Waarheid’ (2005) naar een beter begrip van de methodieken richting waarheid met theoretische hints voor ‘waarheidsvinding’ dat tot stand kan komen door een open visie voor tegengestelde standpunten ten aanzien van waarheidsaanspraken met respect voor elkaars motivatie en (‘feitelijke’) argumentatie. Op deze manier weet hij een weerbaar, breder, perspectief op te stellen tegenover een al te gemakkelijk relativisme. “We hebben ontdekt dat als we eenmaal een kwestie hebben waarover een beslissing moet worden genomen, die kwestie haar eigen maatstaven met zich meebrengt”. Maatstaven in relatie tot waarden en waarheid die verantwoording eisen met een verklaring en beoordeling binnen de grenzen van een ‘beproefde vocabulaire’. Blackburn laat alle hoofdstukken in dit boek voorafgaan door een aforisme van Francis Bacon, daarmee programmatisch, “illusies van de geest” – idolen – tegenover een wetenschappelijke attitude plaatsend.
Maar ook Bacon in Novum Organum (1620) accepteert een dubbele existentie van zekere waarden, verbeeldend en logisch. Het ‘volledig menszijn’ van Jan Aler ontwikkelt zich in relatie tot deze dialectische verhouding – tussen verbeelding en logica – richting een historisch proces dat waarheid gaat bezien als een continue onaf spel in wording.
Zo beschreven kunnen we er niet omheen om het laatste woord te gunnen aan Gadamer die het begrip Waarheid, in zijn Waarheid en Methode (1960), ziet als een ontologische categorie die het menszijn vooraf bepaalt. We willen eerstens, en zijn altijd, op zoek naar waarheid en dat is tevens de grondslag voor ‘de actualiteit van het schone’, van de hedendaagse kunst.
Opening van de Maand van de Filosofie 2020 is op 9 juni online met een lezing door Alicja Gescinsk.